Laatste nieuwsbrief Museum De Paviljoens, september 2013
Uit: Almere Vandaag, 28 juni 2013
‘Mensen kijken zonder te zien’
Guus Döll: ‘De kunstenaars gingen dikker weg dan ze kwamen’
Museum De Paviljoens maakt zich op voor het laatste weekend. De tentoonstellingsruimte is gevuld met ballonnen. Buiten, gewapend met plastic handschoenen en een emmertje ruimt Guus Döll zwerfvuil op. Al 29 jaar is Guus (bijna 73) op en top gastheer.
Niemand die de Paviljoens langer kent. Guus begon in Aleph, de expositiekelder onder het stadhuis waar Marinus Boezem ooit zijn vliegtuigje neerzette. “Ik was suppoost, eerst tijdelijk. Toen kwam de vraag of ik via Tomin wilde werken voor het theater en de expositieruimte. Het theater viel af en de exposities in De Paviljoens bleven over. IUk heb er nooit spijt van gehad.” Hij is officieel al een paar jaar met pensioen, maar werkte nog altijd twee dagen in de week in het museum. “Ik hield de meisjes in de gaten”, schertst Döll over het team. “Ach, De Paviljoens is een deel van mijn leven.” Hij heeft gewerkt met – ‘onder’ is niet van hem op toepassing – successievelijk Jos Wilbrink, Lia Gieling en Macha Roesink. Tentoonstellingen op- en afbouwen, openingen verzorgen, suppoost zijn. “Het inrichten was het mooiste avontuur. Kijk, ik kom uit de bouw en eigenlijk heb ik niks met kunst, ik ben geen kunstenaar, geen kunstkenner. Maar ik weet inmiddels wel wat kijken is. Veel mensen kijken zonder te zien.”
De mooiste tentoonstellingen? “Ik vond het leuk werken met Karel Goudsblom en Peter Kempff, jonge honden, nog in Lia der tijd. Anna en Patrick Poirier vond ik ook heel gedreven. Libeskind ben ik altijd blijven volgen. Toen hij ‘Polderland’ aan het opbouwen was bracht ik ze koffie, thee, lunch. Bij hun komst naar Almere werd ik gewaarschuwd ‘Dat zijn kunstenaars van internationale naam’, maar het eindigde ermee ‘Hoe moet je je ei gebakken hebben’. Met allemaal kon Guus lezen en schrijven, alleen Arno van der Mark heeft het een beetje bij hem verpest. “Toen hij bij een opening Benno Premsela in het vizier kreeg, bestond ik niet meer, maar ja hij moest verkopen. Met de meesten heb ik leuk samengewerkt. We zijn altijd goed voor de kunstenaars geweest. Ze gingen dikker weg dan ze kwamen!”
Zijn verdriet over de sluiting van het museum laat ie niet merken. Maar Döll heeft geen goed woord over voor het stadsbestuur dat naar zijn mening de ene na de andere blunder maakt. “Met straatstenen in het centrum die te zacht zijn, een rioolstelsel dat miljoenen kost. Ik zag al toen het de grond inging dat het niet goed ligt. Ik, een leek.”
“Kijk het Stedelijk gaat open, veel tam tam, het Rijks heropent, veel tam tam. En hier? Ze hebben er niets voor over, denken dat het niets wordt met cultuur in de polder, maar wel een Floriade die alleen maar kost.”
Vanuit De Paviljoens bekeken zou het geholpen hebben als ze iets – al was het maar een postzegel – van Van Gogh of Vermeer hadden gehad, denkt Döll. “Dan heb je gegarandeerd succes. Maar dit is altijd een plaats geweest voor experimenten. Het wordt niet ondersteund. Ik weet nog dat Lia altijd zei ‘Ze vroegen me bij de gemeente niet hoe mooi het was, maar hoeveel mensen er kwamen. Getallen interesseren mij niet!’
Guus geeft een cd mee: Filmwijk 1997, rondje Weerwater 1996 en 6x Land Art. “Ik heb gefilmd sinds 1995. Daar leg ik mijn ziel en zaligheid in, heerlijk. Zo’n vijf keer per jaar maak ik een rondje stad vanaf het Weerwater gezien, om vast te leggen hoe de stad zich ontwikkelt. Dat heb ik niet van mezelf maar van kunstenaar Jouke Kleerebezem. Die maakte foto’s van lege winkels. Vorig jaar heb ik 32 lege winkels gefilmd, dit jaar 36. Dat wordt doodgezwegen.”
Hoe moet het nu verder zonder Museum De Paviljoens? “Ik ben nu 72, bijna 74, mijn lief is 74. Ik fiets en film nog steeds. Ik leef veel in het verleden.”
Tekst met dank aan Wilma Klaver en Almere Vandaag